Summary
English to Dutch: more detail...
- deduction:
-
Wiktionary:
- deduction → afleiding, conclusie, inhouding, aftrek
- deduction → loomheid, slapheid, traagheid, vadsigheid, slapte, stilstand, droefgeestigheid, melancholie, zwaarmoedigheid, weemoed, bedroefdheid, mistroostigheid, somberheid, afmatting, matheid, moeheid, vermoeidheid, vermoeienis, consternatie, ontsteltenis, verbijstering, verslagenheid, aftrek, apathie, dofheid, lusteloosheid, wezenloosheid, moedeloosheid, voorheffing
English
Detailed Translations for deduction from English to Dutch
deduction:
Translation Matrix for deduction:
Related Words for "deduction":
Synonyms for "deduction":
Antonyms for "deduction":
Related Definitions for "deduction":
Wiktionary Translations for deduction:
deduction
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• deduction | → loomheid; slapheid; traagheid; vadsigheid; slapte; stilstand; droefgeestigheid; melancholie; zwaarmoedigheid; weemoed; bedroefdheid; mistroostigheid; somberheid; afmatting; matheid; moeheid; vermoeidheid; vermoeienis; consternatie; ontsteltenis; verbijstering; verslagenheid; aftrek; apathie; dofheid; lusteloosheid; wezenloosheid; moedeloosheid | ↔ abattement — diminution rapide, d’une durée plus ou moins longue, des forces physiques et des fonctions psychiques. |
• deduction | → aftrek | ↔ déduction — Action de soustraire une somme d'une autre. |
• deduction | → voorheffing | ↔ précompte — déduction sur un compte bancaire de la somme d'argent qui devra être verser à un tiers. |