English
Detailed Translations for playboy from English to Dutch
playboy: (*Using Word and Sentence Splitter)
- play: spelen; doen alsof; toneelspelen; zich aanstellen; marge; speling; speelruimte; stuk; drama; toneelstuk; schouwspel; spel; wedstrijd; partij; pot; strijd; concours; bespelen; potje; gespeel; kinderspel; partijtje; wedstrijdje; stoeien; dollen; ravotten; zich uitleven; wild spelen; wild rennen; afspelen; capriool
- boy: jongeman; jongeling; jonge knaap
- Play: Afspelen
playboy:
Translation Matrix for playboy:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | Corinthian; man-about-town |