Summary
German to Dutch: more detail...
- zergliedern:
-
Wiktionary:
- zergliedern → ontleden
- zergliedern → ontleding, analyseren, ontbinden, ontleden, uit elkaar nemen, dissociëren, uiteen doen vallen, kruimelen, slibben, verkruimelen, oplossen, doorsnijden, sectie verrichten
German
Detailed Translations for zergliedern from German to Dutch
zergliedern:
-
zergliedern (zerlegen; auseinandernehmen; analysieren; sezieren)
ontleden; uit elkaar nemen; anatomiseren-
uit elkaar nemen verb (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)
-
anatomiseren verb
-
zergliedern (zerlegen; analysieren)
Conjugations for zergliedern:
Präsens
- zergliedere
- zergliederst
- zergliedert
- zergliederen
- zergliedert
- zergliederen
Imperfekt
- zergliederte
- zergliedertest
- zergliederte
- zergliederten
- zergliedertet
- zergliederten
Perfekt
- habe zergliedert
- hast zergliedert
- hat zergliedert
- haben zergliedert
- habt zergliedert
- haben zergliedert
1. Konjunktiv [1]
- zergliedere
- zergliederest
- zergliedere
- zergliederen
- zergliederet
- zergliederen
2. Konjunktiv
- zergliederte
- zergliedertest
- zergliederte
- zergliederten
- zergliedertet
- zergliederten
Futur 1
- werde zergliedern
- wirst zergliedern
- wird zergliedern
- werden zergliedern
- werdet zergliedern
- werden zergliedern
1. Konjunktiv [2]
- würde zergliedern
- würdest zergliedern
- würde zergliedern
- würden zergliedern
- würdet zergliedern
- würden zergliedern
Diverses
- zerglieder!
- zergliedert!
- zergliederen Sie!
- zergliedert
- zergliedernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for zergliedern:
| Noun | Related Translations | Other Translations |
| analyseren | Analyse; analysieren | |
| ontleden | Analyse; analysieren | |
| Verb | Related Translations | Other Translations |
| analyseren | analysieren; zergliedern; zerlegen | |
| anatomiseren | analysieren; auseinandernehmen; sezieren; zergliedern; zerlegen | |
| ontleden | analysieren; auseinandernehmen; sezieren; zergliedern; zerlegen | |
| uit elkaar nemen | analysieren; auseinandernehmen; sezieren; zergliedern; zerlegen | abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen |
Synonyms for "zergliedern":
Wiktionary Translations for zergliedern:
zergliedern
Cross Translation:
verb
-
anatomiseren, analyseren
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • zergliedern | → ontleding | ↔ dismember — remove limbs |
| • zergliedern | → analyseren; ontbinden; ontleden | ↔ analyser — examiner en ses différentes parties. |
| • zergliedern | → uit elkaar nemen; dissociëren; uiteen doen vallen; kruimelen; ontleden; slibben; verkruimelen | ↔ dissocier — séparer des éléments qui étaient associés. |
| • zergliedern | → oplossen; kruimelen; ontleden; slibben; verkruimelen | ↔ résoudre — Décomposer un corps en ses éléments. |
| • zergliedern | → doorsnijden; sectie verrichten | ↔ sectionner — diviser en plusieurs parties ou sections. |