Summary
German to Dutch: more detail...
-
kleinlaut:
-
Wiktionary:
kleinlaut → deemoedig, nederig, onderdanig -
Synonyms for "kleinlaut":
eingeschüchtert
-
Wiktionary:
German
Detailed Translations for kleinlaut from German to Dutch
kleinlaut: (*Using Word and Sentence Splitter)
- klein: klein; ondermaats; van geringe afmeting; weinig; minimaal; gering; minste; miniem; luttel; mager; schraal; karig; pover; armzalig; schamel; hokkerig; bekrompen; kleingeestig; kleinzielig; benepen; petieterig
- laut: hard; hardop; luid; luidruchtig; rumoerig; lawaaierig; luid klinkend; blijkens; keihard; oorverdovend; schreeuwend; joelend; opzichtig; schreeuwerig; protserig
- Laut: toon; klank; klankgeluid