Summary
German to Dutch: more detail...
- Sorge:
- sorgen:
-
Wiktionary:
- Sorge → zorg
- Sorge → zorg, smart, rouw, beproeving, bekommernis, zorgvuldigheid, kommer
- sorgen → zorgen, verzorgen
- sorgen → zorgen
German
Detailed Translations for Sorge from German to Dutch
Sorge:
-
die Sorge (Pflege; Versorgung; Betreuung; Krankenpflege; Fürsorge; Einrichtung)
-
die Sorge (Schlamassel; Schwierigkeit; Not; Elend)
-
die Sorge (Versorgung; Betreuung)
-
die Sorge
de beslommering -
die Sorge (Vorsorge; Vorkehrung)
Translation Matrix for Sorge:
Synonyms for "Sorge":
Wiktionary Translations for Sorge:
sorgen:
-
sorgen (zu etwas führen; versorgen)
-
sorgen (sorgen für; sich kümmern; verlassen; bewirken)
-
sorgen (versorgen; pflegen; verpflegen)
-
sorgen (für etwas sorgen; versorgen; pflegen; verpflegen)
-
sorgen
bezorgd zijn-
bezorgd zijn verb (ben bezorgd, bent bezorgd, is bezorgd, was bezorgd, waren bezorgd, bezorgd geweest)
-
-
sorgen (beängstigen)
Conjugations for sorgen:
Präsens
- sorge
- sorgst
- sorgt
- sorgen
- sorgt
- sorgen
Imperfekt
- sorgte
- sorgtest
- sorgte
- sorgten
- sorgtet
- sorgten
Perfekt
- habe gesorgt
- hast gesorgt
- hat gesorgt
- haben gesorgt
- habt gesorgt
- haben gesorgt
1. Konjunktiv [1]
- sorge
- sorgest
- sorge
- sorgen
- sorget
- sorgen
2. Konjunktiv
- sorgte
- sorgtest
- sorgte
- sorgten
- sorgtet
- sorgten
Futur 1
- werde sorgen
- wirst sorgen
- wird sorgen
- werden sorgen
- werdet sorgen
- werden sorgen
1. Konjunktiv [2]
- würde sorgen
- würdest sorgen
- würde sorgen
- würden sorgen
- würdet sorgen
- würden sorgen
Diverses
- sorg!
- sorgt!
- sorgen Sie!
- gesorgt
- sorgend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for sorgen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
zorgen | Elend; Not; Schlamassel; Schwierigkeit; Sorge | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
beangstigen | beängstigen; sorgen | Aangst einjaagen; einschüchtern; erschrecken; terrorisieren; tyrannisieren |
bekommeren | pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen | |
benauwen | beängstigen; sorgen | bedrängen; beklemmen |
bezorgd zijn | sorgen | |
leiden tot iets | sorgen; versorgen; zu etwas führen | |
verzorgen | für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen | Sorge tragen für jemanden; behandeln; pflegen; verpflegen; versorgen |
zich zorgen maken | pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen | |
zorg dragen | bewirken; sich kümmern; sorgen; sorgen für; verlassen | |
zorgen | bewirken; sich kümmern; sorgen; sorgen für; verlassen; versorgen; zu etwas führen | |
zorgen voor | für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen | |
zorgen voor iets | für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen |