Summary
German to Dutch: more detail...
-
herb:
- hard; luid; hardop; zuur smakend; zuur; wrang; sec; bitter; bitterachtig; galachtig; onbewaakt; oorverdovend; keihard; rins; zurig
-
Wiktionary:
- herb → zwaar, wreed, wrang, zuur, bijtend, doordringend, fel, guur, schel, scherp, schril, snerpend, snijdend, vlijmend, hatelijk, acuut, helder, fijn, spitsvondig, subtiel, ad rem, geestig, gevat, snedig, gekuist, bits, snibbig, pikant, kruidig, prikkelend, puntig, spits, vooruitstrevend, merkwaardig, opmerkelijk, op de voorgrond tredend, prominent, uitstekend, vooruitstekend, bitter
German
Detailed Translations for herb from German to Dutch
herb:
-
herb (laut; hart; schnell; fest; schwierig; streng; lauthals; steif; kaltblütig; sauer; lautstark; lärmend; schrill; unsanft; tosend; gefühllos; hörbar; geräuschvoll)
-
herb (sauer schmeckend; sauer)
-
herb
-
herb (bitter; bitterlich)
-
herb (bitter; bitterlich)
-
herb (unbewacht; trocken; unvorsichtig; unbedeckt; ungedeckt)
-
herb (ohrenbetäubend; laut; schwierig; schrill; unsanft; eisenhart; hart; streng; eisern; gefühllos; hörbar; stahlhart; eisenstark)
-
herb (säuerlich)
Translation Matrix for herb:
Synonyms for "herb":
Wiktionary Translations for herb:
Cross Translation: